De Boerderij ligt aan een dijk net buiten de dorps bebouwing op een taps uitlopend kavel die eindigt bij het riviertje de Drecht; een directe verbinding naar de Loosdrechtse plassen. Bij de verbouwing is nagenoeg alles binnen de schil van de gemetselde gevels gesloopt, alleen een brandmuur en de opkamer zijn behouden als beeldbepalend onderdeel van het monument. Op de bovenverdieping zijn de spanten die maatgevend zijn voor de structuur van de boerderij gehandhaafd. Zij bepalen de indeling van de bovenverdieping waarbij plaatselijk vloervelden zijn verwijderd waardoor vides ontstaan. Een gang met loopbruggen verbindt de verschillende ruimten op deze verdieping. De volle hoogte van de kap is dan ook door de gehele boerderij te ervaren. De ruimte op de begane grond is geheel open gehouden (behoudens de opkamer) en wordt georganiseerd door een lange kast waarin verschillende functies zijn opgenomen. Dit element biedt veel opbergmogelijkheden waardoor de woonruimte verder vrij kan worden gehouden van kasten. Vanuit de woon-en werkvertrekken is de kast over zijn volle lengte als vrijstaand element te zien. De kast kent een rijkheid aan materialen, elke deur is anders van textuur en kleur.
De lengte van de kavel, die slechts 30meter breed maar een kilometer diep is, wordt versterkt ervaren door deze lange kast op de begane grond. Het huis is dan ook in andere opzichten in sterkte mate gericht op het weidse achterland. Alleen in de van de dijk afgekeerde gevel zijn nieuwe gevelopeningen gemaakt. In de grote slaapkamer zijn de drie kleine bestaande ramen aangevuld met een drietal asymmetrisch geplaatste gevelopeningen, die een eigen detaillering hebben gekregen en zich zo vanzelfsprekend van het bestaande onderscheiden. In de voor- en zijgevels van de boerderij zijn de gevelopeningen ongewijzigd. Centraal in de woonkamer staat een grote leemkachel die het gehele huis kan verwarmen.